Wâldbeantsjes uit De Friese Wouden

De woudboon is gebonden aan de zandgrond in de Friese Wouden. Ze kunnen ook op de klei geteeld worden, maar hebben dan andere eigenschappen. Door de rijke kleigrond groeien ze te snel, zodat de Wâldbeantsjes minder smaak hebben en in de kook uiteen vallen. Al is de woudboon een geharde boon, vollevelds geteeld is de Noordelijke Kleistreek te koud.

De boon is strogeel van kleur en heeft een paarse corona. In Groninger zandgebied is er ook een woudboon, maar die is van een iets groffer en hoekiger type. De Groninger boon is ook groener. In het Duitse Oost-Friesland vind je het Groninger type ook, maar dan bruiner.

De woudboon heeft zich in stand gehouden, omdat hij lekker is en past bij de in de zandstreken voorkomende grondsoort en weertype. Woudbonen hebben die naam omdat de bewoners ze zo hebben genoemd en zijn blijven noemen. De standaardnaam is Friese gele woudboon. In het Fries het Wâldbeantsje. De ziekteresistentie is zeer groot. Het is een relatief sterke plant, goed bestand tegen nattigheid, kou en wind.

De productie en afzet van de Friese gele woudbonen is onder invloed van het project groeiende. Het product heeft van oudsher een zekere bekendheid, zeker in de Wouden, en wordt daar al veelvuldig geconsumeerd.

 

Wâldbeantsjes

Deel dit op: